Dag en nacht vormen het basisritme

Blog 30/11/19

Op zoek naar de passaatwind die ons snel naar de Cariben kan voeren, zijn we al flink zuidelijk uitgekomen. Op de Kaapverdische eilanden hebben we deze reis niets te zoeken, maar we zijn wel erg dichtbij gekomen. De bergen zijn nooit boven de horizon uitgekomen, maar hun nabijheid lijkt zich te verraden doordat we meer vogels rond het schip zien vliegen. Sommigen van ons hebben een milde aanval van hooikoorts gehad: de bloemen van het eiland? Dat zal toch wel niet. En die mug die een trainee een paar bulten cadeau deed – was die als een parachutist naar het schip gereisd? Of was het toch gewoon een verstekeling die al vanaf Tenerife haar honger had zitten opsparen?

De afgelopen dagen heeft de motor onafgebroken gebromd. Het geluid werd ’s nachts alleen overstemd door de vele ventilatoren die ons in slaap blazen. Maar deze morgen klinkt het schip anders: de motor is uit en de zeilen staan voorzichtig strak in een gestaag toenemende wind. Alles is nu veranderd, het schip helt nu mild naar stuurboord in plaats van voortdurend van links naar rechts te rollen. We ruiken de uitlaat niet meer en we kunnen in de schaduw van de zeilen zitten. De hut waar de docenten slapen is ineens acht graden minder warm, met de engine room vlak onder de stalen vloer.

We varen niet ver van de evenaar. En ook al zijn hier geen tropische stranden of palmbomen, we varen wel degelijk in tropische wateren. We moeten allemaal serieus rekening houden met de hoge temperatuur en met de droge lucht. Zonnebrand smeren is al bijna een gewoonte geworden, maar preventief drinken is dat nog niet. Om iedereen voldoende gehydrateerd te houden staan er nu standaard een paar kannen met water in de koelkast. Er moeten ook nog toetsen gemaakt worden onder deze omstandigheden. Onder in het schip zwoegen en zweten de trainees op de meegebrachte proefwerken. Raar idee, dat we hier van 8 tot 12 in een tropenrooster studeren, terwijl men thuis bijna zit te wachten op een dagje ijsvrij.

De oceaan is miljoenen jaren oud en weinig onder de indruk van onze dappere zeiltocht. Hier is alles onaangedaan en voorspelbaar. Het enige dat we kunnen doen, is ons overgeven aan de ritmes die de natuur ons geeft. Het snelste ritme is dat van de kleinere golven die tegen de boeg slaan. Iets trager is de deining die het schip met zachte hand telkens een beetje optilt en even verderop weer neerzet, altijd een beetje schuin, zodat je een ovaal draait op je stoel, of met je hoofd op je kussen. Nog trager is het ritme van de zeilen die om de paar minuten even een beetje slap vallen en met een klap weer strak gaan staan.

Dag en nacht vormen het basisritme. Wij volgen het in koor: opstaan, ontbijt, zelfstudie, lunch, middagonderwijs, diner en avondactiviteiten. Alles volgt elkaar in een ijzeren regelmaat op, doorsneden met afwas, schoonmaken, wachtlopen. Als we even alleen willen zijn, dan is een rondje over het dek de verste wandeling die hier mogelijk is, als de omloop in een kloostergang. Het heeft werkelijk iets meditatiefs, onze oceaanreis. Kleine genoegens worden onverwacht belangrijk. We zijn blij met een  koekje, halverwege de middag. En in de avond zijn de planeten Venus, Saturnus en Jupiter en de nieuwe maan dicht bij elkaar een onverwachte traktatie. Het internet is ver weg. De vergelijking met een klooster is zo gek nog niet. Hadden we al verteld dat kapitein Richard onze locatie uitsluitend laat aflezen van de hemel, uit de positie van zon en sterren?

Elke dag lijkt op de vorige. Maar we zien wel dat we verder komen: de trainees kunnen elke dag studietaken afstrepen en het schip vordert elke dag zo’n 250 kilometer in zuidzuidwestelijke richting. Zodra we de passaat voelen, draaien we verder naar het westen en gaan we daadwerkelijk in de richting van Martinique.

Marcel en David