Dit verhaal gaat over Jacques. Jacques is een van de meest voorkomende namen in Frankrijk. Als je op zoek bent naar een persoon en de enige informatie die je hebt is de voornaam ‘Jacques’, is deze zoektocht nog zo makkelijk niet. En als blijkt dat een hele excursiedag afhangt van deze éne persoon, wordt de druk om deze Jacques te vinden hoog opgevoerd. De teleurgestelde gezichtjes van de trainees zie je al bijna voor je.
Als docent aan boord van de Wylde Swan ben je niet alleen bezig met het schoolwerk van de trainees: ook de excursies worden door het docententeam geregeld. Nou is het zo dat ik, samen met Ben, in het excursie-regelteam zit. We hebben al veel avonturen samen beleefd: van in sneltreinvaart 34 veerpontkaartjes regelen voor de dag erna (de loketmevrouw wilde per se ALLE paspoorten hebben om ieders naam persoonlijk in te tikken) tot terug moeten rennen naar de boot omdat je de excursiebankpas bent vergeten. Maar deze queeste naar Jacques sloeg alles. Laat het verhaal beginnen.
De Wylde Swan zette vanuit Horta koers naar l’Aber Wrac’h, Bretange. Naast dat niemand deze naam kan uitspreken (iets als: labber wrak) is het ook een dorpje waar bijna niets te doen is. Behalve dat de Wylde Swan hier connecties heeft waardoor ze op een onbewoond eiland gratis (gratis!!) kunnen overnachten in een stel oude Franse huisjes. Dit eiland is beroemd onder oud-trainees en crewleden: er gaan verhalen rond over met alle trainees op één zolder slapen en barbecueën tot de zon onder gaat en levend stratego in een veld vol bloemen en konijntjes. Een sprookjesachtig eiland dus. Dé reden dat we koers zetten richting dit gehucht in plaats van een grote havenstad als Calais of Duinkerke.
Normaal gesproken schrijven de vorige excursieleiders een verhaaltje inclusief contactgegevens over de plekken die we bezoeken. Maar over l’Aber Wrac’h: niets. Bij rondvraag bij de crew kwam er steeds één ding omhoog: de naam ‘Jacques’. Jacques zou een zeillegende zijn die de kapitein zelfs noemde als ‘de beste zeiler die ooit heeft bestaan’. Niet zomaar iemand dus. Uit verhalen bleek dat Jacques een voorliefde kent voor de Wylde Swan; niet alleen ontving hij het schip in de haven, maar hij regelde ook de excursies naar een scheepswerf en de overnachting op hét eiland. Maar: geen contactgegevens te bekennen. Ben en ik probeerden onderweg naar l’Aber Wrac’h verschillende telefoonnummers en emailadressen uit om informatie over eventuele excursies te vinden, maar zonder succes. De Fransen namen meestal niet op, en als ze wel opnamen wisten ze van niets. Na zo’n acht telefoonnummers te hebben geprobeerd, gaven we het voor even op. Met de naam ‘Jacques’ kom je blijkbaar niet ver. Na heen en weer gemail met kantoor wisten we al wel de Wylde Swan kapitein Fosse te bereiken die deze excursie ook al eens had georganiseerd. Hij vertelde ons dat we eigenlijk alles wel aan land konden regelen. Jacques zou ons immers gewoon opwachten op de kade. Naast deze (opluchtende) tip gaf hij ons het telefoonnummer van ene ‘Guy’. Verder was er geen toelichting over dit nummer, maar dit was in ieder geval niet onze Jacques. Geen reden tot zorgen, Jacques kon niet ver van ons weg zijn. We konden hem al bijna ruiken.
De eerste ochtend van ons bezoek aan Frankrijk vertrokken Ben en ik vol goede moed richting de kade. Jacques was ons dan misschien niet die ochtend komen verwelkomen bij aankomst, maar dit dorpje bestond uit 300 mensen, dus die vent moest zo te vinden zijn. Bovendien, een zeillegende in een zeildorp moet wel door iedere inwoner gekend worden. De druk begon inmiddels wel een beetje op te bouwen. We hadden immers nog steeds geen antwoord gekregen op onze e- en voicemails en we werden ons op een existentiële wijze bewust van het plezier van de trainees dat in onze handen lag. Maar: je bent docent of je bent het niet en dus moest er ondanks dit existentiële bewustzijn eerst koffie worden gehaald. Het plan werd onder het genot van een cappucino en baguette gesmeed: eerst proberen bij het havenkantoor, dan naar het touristinformatiecentrum. Deze zouden vast het nummer van Jacques hebben. Het havenkantoor bracht onze goede moed snel naar beneden. ‘Jacques? Non, non, non’. De vrouw achter de balie zei het zo resoluut dat ik er gelijk van overtuigd was dat Jacques wel overleden zou zijn. Het was een oude man, dus de kans was zeker aanwezig. De vrouw kon ons niet wijzen naar Jacques, maar ze wees ons wel op het scheepswerf waar de association zat die het Ile de Stagadon (hét eiland) beheerde. Deze werf lag alleen op 4 kilometer wandelen en of we Jacques hier zouden treffen was zeer onzeker. Ben nam het verstandige besluit dat niets met zijn lichamelijke toestand te maken had om die halve marathon niet af te leggen. We twijfelden nog even over liften, maar vanwege zedelijke overwegingen besloten we daar toch vanaf te stappen. Toen het toeristinformatiecentrum ook nog eens gesloten bleek te zijn sloeg de totale wanhoop toe. We hadden geen excursie, geen contactpersoon en vooral: geen Jacques. De teleurgestelde gezichtjes van de trainees doemden weer in onze gedachten op.
Nadat we van het kastje naar de muur waren gestuurd, waren we overgestapt op de beste oplossing, namelijk verdrietig voor ons uitstaren. Ik kwam met een laatste wanhoopspoging: nog een keer het nummer bellen dat ex-excursieleider Fosse ons had gestuurd, van die ene ‘Guy’. Ben ging zitten en zette zijn serieuze belgezicht op. De telefoon ging over. En nog een keer. En toen: nam er iemand op! Een Franse stem aan de andere kant van de lijn bracht nieuw licht aan de horizon. Hij had inderdaad gehoord dat de Wylde Swan was gearriveerd en we konden zeker een nachtje op het eiland doorbrengen met alle trainees. Wat een goed nieuws! Afsluitend had Ben natuurlijk nog één prangende vraag: wat was de naam van deze man? Was dit nou de eeuwig beroemde en beruchte Jacques? ‘Mon nom? C’est Zeton’, zei de meneer en toen hing hij op. Ben en ik keken elkaar verbouwereerd aan. Het mysterie was nog steeds niet opgelost.
Vanaf hier was het hek van het goede nieuws van de dam. De mysterieuze man van de telefoon had ons niet alleen het heugelijke nieuws verteld dat we op het eiland mochten slapen, maar ook dat de gehele groep trainees plus crew naar het eiland zou worden gebracht. De tenders van de Wylde Swan zijn namelijk te klein om 27 trainees over het stuk van 2,5 mijl af te leggen en dus hadden we ook vervoer nodig. Tegen de avond aan verscheen er een bootje met vier Franse jongens die in ruil voor een rondleiding over de Swan ons wel naar het Ile de Stagadon wilden brengen. Ik vroeg nog of het allemaal in één bootje zou passen. Ze dachten waarschijnlijk van wel (communicatie met Fransen is lastig). De volgende ochtend kwam er een pracht van een schip voorvaren. De twee Franse jongens vertelden dat ze dit bootje ook wel ‘de Walvis’ noemden (maar dan en Francais bien sur). En ja hoor: de trainees plus crew plus barbecue plus steigerhout voor het kampvuur paste allemaal in de walvis! Bij de teachers meeting bleek dat de bootrit docent Otto’s minst favoriete moment was, maar het was mijn favoriete moment van de 24 uur van de excursie. Het paste precies wel, of precies niet. De twee Franse jongens die ons brachten communiceerden in het Frans met elkaar dat de kinderen niet te veel naar de buitenkant moesten leunen, omdat het bootje dat niet aan kon. Ik denk dat de bijgevoegde foto genoeg zegt.
Ons eilandavontuur was geweldig: we barbecueden tot onze buikjes rond en vol waren, speelden levend stratego in een veld met paarse bloemetjes terwijl de ondergaande zon de lucht beschilderde met drieduizend tinten roze en aten eindeloos marshmallows rond het kampvuur. Dokter Noor kwam naar me toe en vroeg: ‘Maar hoe hebben jullie dit nou eigenlijk geregeld?’ Ik keek vragend terug. Eigenlijk heb ik nog steeds geen idee. Ik zei: ‘Ergens is een man genaamd Jacques die ons een goede tijd gunt.’ Maar wie deze Jacques nu precies is? We zullen het nooit weten.
Geschreven door: Maaike (docent Wylde Swan)